De blauwe auto stopt voor een overstekende vrouw met witte laarzen en een rood mantelpakje zoals je die in de jaren zestig wel vaker zag.
Een gezette man met een wit overhemd en een kalende kop hijst zichzelf uit de diepe lederen fauteuil van de blauwe wagen en wurmt zich door het portier een weg naar buiten. De blauwe wagen helt naar zijn kant over. Een fietser is niet van plan te stoppen en schampt de uitstappende man.
“Wel verdraaid, eikel! Kun je niet uitkijken!” roept de uitstappende man.
“Ik kijk alleen naar het mooie van De Wereld,” zegt de fietser.” Overstekende kwallen zie ik niet. Daar stap ik op als ik de wolkjes voorbij zie trekken in de blauwe lucht.”
“Bijdehandje heh! Wacht maar tot ik je in mijn vuisten krijg!”
Maar de fietser neemt een wijs besluit en schakelt de turbo drive in en zoeft weg buiten het bereik van de boze man met het witte hemd en de kalende kop.
Tien paar ogen achter de glazen deuren van de warme buurt zien het tafereel aan, en besluiten hun maatregelen te nemen. Zij vragen God om De Wereld voor één moment anders te laten zijn zonder harddrugs en ongelijke machtsverhoudingen.
Uko Verhulst 4-4-2020